Zelfportet, acryl op canvas, pvvelzen.

Ik heb heel lang geroepen:”met mij is niets aan de hand”. Bang van wat ik zou moet zeggen, bang voor de afgrond van emoties waar ik in zou verzuipen. Echter de ommekeer kwam niet omdat ik iets vrijwillig had besloten. Mijn lijf hield er mee op. Stomweg. De stilte was vernietigend. Ik liep te huilen, zonder te kunnen stoppen: in de bus, de trein, op mijn werk, in de hotels waar ik kwam. BurnOut zeiden ze, ga naar huis. Er viel niets tegen te doen. Mijn dagboeken nalezen, gesprekken voeren, vijf psychiaters doorwerken, vechten tegen mijn angst voor het grote, donkere, diepe gat.

Je moet er doorheen zei ze. Ik zei dat ze zichzelf moest redden, ze bleef.

Ik moest inzicht krijgen, bij mijn gevoel komen en het verband tussen mijn gedrag in relatie tot misbruik. Daar is veel over aan te geven maar tegelijkertijd is dit proces ongelooflijk ingewikkeld . In mijn dagboekaantekeningen probeer ik verbanden te leggen of herken later in mijn teksten dat er een verband is. Dat kan dan voor mij helder zijn,er hoort een kanttekening bij: mijn psychiaters hebben steeds de neiging gehad om het kleiner te maken dan het belang dat het voor mij heeft. Dat te eerste en ook is van belang te vermelden dat dit alleen te bespreken is met mensen die mij zeer na staan. Veiligheid staat voorop en persoonlijk vindt ik dat het mijn proces is. .

Repeterende beelden

Beeld: mijn ouders drinken tegen de avond voor het eten alcohol en roken sigaretten. Mijn moeder kookt. Als ze me aanhaalt en probeert te knuffelen, voelt dat hard aan en ruikt ze naar drank.

Beelden: mijn vader heeft een net, donker pak aan, golvend haar. Verzorgt cq manicuurt zijn nagels. Hij rijdt in een Ford. Is overdag vaak weg. Als hij familie bezoekt neemt hij alleen mij mee. Ik ben zijn lievelingskind, zegt mijn tante. Op visite een geziene gast. Beelden: Ik herinner me stoeipartijen.Leuk, soms niet leuk. In pyjama. Daar zit geen ondergoed bij. Hij vindt het leuk om aan mijn broek te trekken.

Beelden: er zijn avonden (woensdagavond) dat mijn moeder naar haar toneelgroep gaat. Meestal gaan ze ergens wat drinken en wordt het heel laat. Ze staat voor de spiegel, maakt zich op en gaat weg. Ik kijk haar na.

Beelden: ik word wakker gemaakt en trek een ochtendjas aan. Door de winkel naar boven. Dan vraagt mijn vader om de winkeldeur in het nachtslot te doen. Later als ik weer naar beneden ga, moet het knopje weer omlaag.

Beelden: Ik sla met mij hoofd heen en weer en raak in trance, val in slaap. Zo stopt het denken en gevoel. Jaren gedaan om niet te hoeven voelen.

Beelden: Elke ochtend om zeven uur ben ik misdienaar in onze kerk. Ik heb een boek gelezen waarin de jongen, een hoofdpersoon, overweegt om steentjes in zijn schoenen te doen. In het verhaal wordt de onverzorgde wond levensbedreigend. Ik denk serieus dat als ik doodga, dat mijn ouders mij zullen missen. Dan pas. Te laat. Hier dacht ik over na op weg naar de kerk in het donker, en van kerk naar school. Ik telde de stoeptegels.

Beelden: Ik had een droom. Jezus redt me uit het moeras. Wat ik nu doormaak, is belangrijk voor later. Ik denk dat ik stigmata krijg en fantaseer dat ik niet ouder wordt dan 33 jaar.

Beelden: mijn vader en ik staan samen op om 7 uur. Hij lacht naar me. Hij bloot, net als ik. We kwamen dit keer uit het grote bed. Dan was mijn moeder er dus niet. Krijg dat beeld niet uit mijn hoofd.

Beelden: ik zit bij mijn vader op schoot, met mijn rug naar hem toe, voel alleen zijn handen. Op mijn benen. Wijdbeens, opbollende dijen. Ik krijg dat beeld niet uit mijn hoofd.

Beelden: Op de wc. Mijn onderbroek zit vast in bloedkorsten en witte push. Beetje bij beetje pulk ik het los en kijk ernaar. Schrik me wezenloos en pieker hoe ik het moet verbergen. Ik moet echt nodig. Daarna trek ik mijn broek weer op. Koud geworden duw ik het weer terug.

Beelden: Bij de huisarts: zetpillen voor mijn anus. Was het gonorroe? Hij verwijt mijn moeder dat ze wegkijkt of niet in de gaten heeft wat er gaande is. Hij is woest. Dit verhaal heb ik van haar zelf. De huisarts heeft vermoedelijk de kinderbescherming gebeld.

Beelden: mijn vader maakt mij midden in de nacht wakker. Ik moet blijven liggen. Hij zegt mij gedag, neemt afscheid. Ik zag hem pas weer toe hij op bezoek kwam in het 2e kindertehuis.

Beelden: op een zaterdagmiddag kom ik thuis van de Welpen. Er is een dame die ik niet ken. Ze neemt ons mee naar een Kindertehuis De Voorzienigheid. Ze zegt niets, zet ons af voor de deur en gaat weg.

Beelden: Met een smoes neemt mijn moeder ons mee naar huis en blijven daar drie weken ondergedoken. We mogen niet aan het raam staan, niet naar school. Savonds staat mijn vader aan de overkant. Hij mag ons niet zien. Na drie weken komen zwart geklede agenten in de winkel naar binnen en vechten schreeuwend om de sleutel van het achterhuis. Wij vluchten naar de bakkerij naast onze winkel. Daar worden we opgepakt door de agenten en naar Leiden gebracht voor de eerst komende drie jaar. We hadden allen onze eigen kleren aan. De winkel verdwijnt met alles erin en eraan.

Gevolgen

Lagere school. Ik kan me geen namen herinneren van klasgenoten of leraren. Ik heb geen vrienden behalve Blom die bij mijn de buurt woont. Ik neem geen vriendjes mee naar huis. Ik wordt op school gepest en nagezeten door een groep van drie of vier jongens. Mijn schoolresultaten zijn slecht. Ik ben afwezig. Aan het eind van de vijfde klas verdwijn ik in een kindertehuis. Voor mijn bestwil. Ik moet de vijfde overdoen.

Met enige regelmaat heb ik last van psychoses: spierverstijving, niet in staat iets te zeggen. Hoor mezelf praten met een kinderstem.

Scheur het vel van mijn handen om pijn te voelen.

Ik heb moeten beloven om over mijn geschiedenis niet te spreken.

Mijn intuitie moet voorkomen dat ik met verkeerde mensen omgaan. Toch wordt ik vaak aangesproken door mannen die me mee willen nemen naar een hotel, die willen kietelen, die vragen stellen die ik niet wil beantwoorden.

Ik vul de gaten op met humor, ik voorkom antwoorden door zelf vragen te stellen.

Vertoon promiscui gedrag en altijd bezig om anderen blij te maken en mijn eigen deur blijft dicht.

Mijn huwelijk ging op de klippen omdat ik normaal wilde zijn, een maatschappelijke positie: huis, boompje beestje zoals ze het noemen. Het was echter een leven in twee werelden. Een zoektocht in de woestijn. Pijnlijk. Vooral op zoek naar herhaling van mijn eerst genoten opwinding. Een soort verslaving.

Dissociëren gebeurde regelmatig. Voor mijn werk moest ik lange afstanden rijden. Daarbij splitste ik mezelf geleidelijk op. Het kon ook gebeuren dat ik niet aankwam of veel te laat aankwam. Hoorde mezelf praten, zag mezelf zitten, gaf antwoorden, en tegelijkertijd: ik was er niet. Ik kon er mee spelen als ik een paar dagen alleen was. Het helpt ook bij medische ingrepen: ik stap eruit en laat het gebeuren. Als ze klaar zijn wordt ik wakker en heb ondertussen wel alles kunnen volgen.

Controle houden was de rode draad : vrij man zijn.

Ik kan niet zeggen: ” Ik ben je vader.” Dan kruipt de pijn in mijn lijf. Ik verzin wel wat anders.

Mijn psychiater wil dat ik mijn woede moet laten opkomen. De dader veroordelen. Ik weiger dat. Mijn moeder heeft haar hele leven lang haar woede geuit over mijn vader. Ik laat mijn leven niet kleuren door levenslang woest te zijn. Ik zeg dat ik sterker ben dan mijn vader. En dat is ook zo. Mijn woede heeft betrekking op de stilte. Er werd gesproken over mijn zus, nooit over mij. Op mijn verzoek schrijft mijn moeder over haar jeugd en de eerste jaren met mijn vader. Ze stopt bij mijn geboortejaar. Ik wil weten waarom. Ze heeft het nooit verteld. Ik had het gevoel dat ze me niet vertrouwde. Ze heeft me nooit iets gevraagd. En dat is wonderlijk: ik herinner me de huisarts die me behandeld voor gonorroe met zetpillen. Hij vraagt haar of ze nu eindelijk niet doorheeft wat er gaande is. Hij is woest en is waarschijnlijk ook degene die justitie heeft gebeld. We hebben het er niet over. Mijn zus verteld dat ik laat huilend naar bed kom waar ik op mijn zij ga liggen en mijn knieën optrek. Alles doet pijn.

Nog een stapeltje triggers: kerst, schoollokalen, het nummer ” schlave mijn prinschen schlaf ein van de Dutch Swingcollege Band, favoriete band van mijn vader en het Ave Maria van Mozart, favoriete muziek van mijn moeder een nummer dat mijn moeder regelmatig keihard draaide en ons wakker hield.

Ik wordt wakker naast mijn moeder in het grote bed. Ze huild heftig, met lange halen en stoten. Ik leg werktuigelijk mijn hand op haar schouder. Die slaat ze onmiddelijk weg. Ik ben medeplichtig. Of niet.

Niemand vraagt ernaar, maar als het ter sprake komt, kan ik het verhaal vertellen in de verkorte versie zonder in trance te geraken en zelfs antwoord te geven als het gesprek verder gaat. Voor veel mensen is het ongemakkelijk. Er valt niet zoveel over te zeggen.

Vraag: wordt het uiteindelijk minder, gaat het over? Antwoord: nee, het gaat nooit over, het kleurt mijn leven, het is wat het is. Degene met wie ik al meer dan 40 jaar vallen en opstaan deel, van wie ik hou en alle strijd heb gestreden, maakt het leven waardevol. Ik heb mij indertijd aangemeld voor drie mannenverwerkingsweekends. Daar beleefde ik het grote, diepe gat, de heftigheid en veiligheid. Het hielp. Zal ik nooit vergeten.

Er is geen rangorde in verdriet, zo heb ik geleerd.

Heel stil zitten en je ogen sluiten, dan zien ze je niet.